donderdag 1 maart 2012

Griekse Mythologie - Antigone en Ismene


Dit zal het derde verhaal uit de Griekse mythologie zijn waar ik mijn gedachten over wil laten lopen. Na het tragische liefdesverhaal van Pyramus en Thisbe ben ik begonnen aan een tweedelig verhaal over de familie van Oedipus.
Het verhaal van koning Oedipus - hier te lezen - is nog niet helemaal afgelopen. Zijn kinderen ontkomen niet aan de vloek die schijnbaar op hun vader gelegd werd.

Wederom pak ik hier het verhaal van de toneelschrijver en regisseur Sophocles op. Ook dit verhaal werd postuum opgevoerd, maar dat neemt niets weg van de schoonheid, de vastliggende moraal van het verhaal. Je moet je voorstellen dat mensen vroeger - zonder tv en internet - op deze manier toch iets konden kijken. Zijn shows waren dan ook vol - tragedies deden het in die tijd erg goed.

Sophocles
'Antigone en Ismene'

Thebe is een grote stad in Griekenland. Met een enorme muur en zeven grote poorten is het voor vele koningen een onneembare vesting gebleken. Duizenden goed getrainde soldaten wachten in de stad en op de muren op je, vandaar ook dat er zo weinig koningen het proberen.

Het verhaal begint op het moment dat Oedipus de stad verlaat met zijn beide dochters, Antigone en Ismene. Zij begeleiden hem - aangezien hij blind is - via omwegen naar Athene, nog zo'n grote stad. Volgens een Furie, een mythisch monster dat soms welwillende uitspraken doet, was hij daar veilig.
In Athene wordt hij binnengehaald als een koning, maar meer vanwege zijn geschiedenis dan vanwege wie hij zelf is. Hij wordt bij elk feestje herinnert aan zijn afkomst en is het na een jaar ook zat. Hij smeekt de goden of hij hen mag vergezellen. Apollo komt zelf naar hem toe en vertrouwt hem toe dat hij niet naar de onderwereld hoeft, maar opgenomen wordt in Olympus, de stad van de goden, vanwege al het onrecht dat hem is ongedaan.
Op een dag, als hij aan het wandelen is in een park, zien Antigone en Ismene een heldere flits. Hun vader is weg. Van de aardbodem verdwenen. Verdrietig, maar tegelijkertijd blij dat hun vader naar de goden is, gaan ze weer naar huis.

Thuis, in Thebe, hebben beide broers - Oedipus had twee zonen: Eteocles en Polynices - al een flinke ruzie. Wie van hen zou de nieuwe koning van Thebe worden? Wie zou hun vader opvolgen? Creon, broer van Jocasta en de oom van beide jongens, houdt een oogje in het zeil. Hij wil geen ruzie in de stad, laat staan binnen het koningshuis.
Uiteindelijk komt een buitenstaander met een idee: Als beide heren eens om het jaar de kroon krijgen? Als ze om beurten koning zijn, steeds een jaar ertussen. Het klinkt als een goed idee. Toch?

Koning Eteocles verbiedt iets wat een jaar later koning Polynices weer goedkeurt. Ruzies stapelen zich hoog op, maar beide heren houden zich aan de regel. Totdat, in het derde jaar, wanneer Antigone en Ismene weer terug zijn, koning Eteocles zijn broer de stad uit gooit.
Polynices is woedend. Hij gaat op zoek naar bondgenoten die hem willen helpen om zijn broer af te zetten.

Dat klinkt makkelijker dan dat het in werkelijkheid was. Niemand wilde het in zijn eentje opnemen tegen de grote, sterke stad. Polynices vindt wel wat bondgenoten, maar alleen zijn ze lang niet sterk genoeg. Een tweede bondgenoot is gevonden, een derde, vierde en een vijfde...
De koning van Argos, Adrastus wordt overtuigt en hij neemt zijn zwager mee. Amphiaraus, zoals de man heet, is een profeet en hij heeft van Apollo gehoord dat geen van de zeven mannen het zal overleven. Toch moet hij mee: hij had afgesproken met zijn vrouw dat als er onenigheid zou zijn tussen hem en Adrastus, dat zij mocht oordelen. Zijn vertelde hem dat hij mee moest gaan.

Nog voordat er ook maar één soldaat een ander de hersens heeft ingeslagen is de eerste dode al gevallen. Creon heeft in het paleis een priester van Apollo op bezoek, Teiresias - dezelfde blinde ziener die Oedipus niet helpen wilde -  die hem nieuws brengt. 'Creon, Apollo heeft gesproken. De God van de wijsheid vertelt u dat Thebe enkel zal overwinnen als uw zoon, Menoeceus, zal sterven.'
Creon is buitenzinnen van woede en laat de profeet afvoeren. 'Nooit zal ik mijn eigen zoon vermoorden!'
Hij stuurt hem weg: 'Ren als de wind, vertrek uit de stad en kom na de slag pas weer terug!'
Menoeceus rent weg, komt langs één van de poorten en valt over een speer. Hij breekt zijn nek en is dood. Apollo heeft gesproken.

Met zeven generaals, of hoofdmannen, gaat Polynices naar de stad toe. Iedere hoofdman belegert één van de zeven poorten. Soldaten vechten en sneuvelen, totdat bij elke poort nog maar twee soldaten aan het vechten zijn. Alle hoofdmannen, op Polynices na, zijn al gestorven en Thebe lijkt de overwinning te behalen. Nog slechts twee mannen staan tegenover elkaar op het slagveld, voor de grootste poort.

Polynices staat met zijn schild en zwaard gereed om de klap van de soldaat tegenover hem, zijn broer Eteocles, op te vangen. Beide willen niet toegeven, willen niet opgeven en willen als overwinnaar uit de strijd komen. Eteocles haalt uit met zijn zwaard, Polynices rakend in zijn zij. Op hetzelfde moment steekt Polynices een mes in de buik van zijn broer.
Beide zijn dodelijk gewond, en toch proberen ze elkaar met hun laatste krachten nog de hersens in te slaan. Eteocles valt neer, evenals Polynices. Beiden sterven.

Ondertussen is Creon, in het paleis, de schok te boven dat zijn zoon gestorven is. Thebe heeft gewonnen, Apollo heeft gelijk gekregen. Hij besluit dat alle soldaten die de stad verdedigd hebben begraven mogen worden. De anderen moeten blijven liggen, als voer voor wilde dieren. Geen genade voor hen die Thebe durven aanvallen.
Dit is ook tegen het bevel van de goden. Zij hadden duidelijk verteld dat iedereen een eigen kans moest maken op de weg naar de onderwereld, ook al was je een vijand. Iedereen moest begraven worden. Creons' bevel om de vijanden niet te begraven was dus schokkend voor de mensen, alhoewel hij wel uitlegde dat ze vijanden van de goden waren. Creon liet iedereen die een vijand liet begraven zelf ook vermoorden.

Antigone en Ismene horen in shock wat hun oom bevolen heeft. Alhoewel Eteocles dus wel begraven wordt, mag hun andere broer Polynices dus niet begraven worden. Beiden vinden het verschrikkelijk dat hun broer niet naar de onderwereld kan, dat ze hem dus nooit meer terug zullen zien. Hij is gedoemd als geest op de wereld te blijven totdat zijn resten begraven zijn. En, omdat Creon het bevel heeft gegeven dat niemand van de aanvallende partij begraven mocht worden, zal Polynices dus voor altijd blijven zwerven.
Ismene legt zich er snel bij neer. 'We kunnen niets doen, we mogen niets doen. En dan nog, wij zijn vrouwen, wij kunnen hem niet begraven.' (begraven van mannen was mannenwerk, vrouwen werden door vrouwen begraven)
Antigone is het daar niet mee eens. 'Als jij me niet helpt, zus, dan begraaf ik hem wel alleen!'

Zo gezegd, zo gedaan. Antigone gaat midden in de nacht de stad uit en begraaft haar broer. Dat tegen de wens van Creon in, evenals tegen de smeekbede van haar zus in. Zelfs haar vriend Haemon, zoon van Creon, kon haar niet stoppen. 'Als ik geen kracht meer heb,' zei ze, 'dan pas zal ik stoppen. Tot die tijd zal ik er alles aan doen om mijn broer eervol te begraven.'

De volgende ochtend wordt ze de troonzaal in gesleept door de wachters van Creon. 'Heb jij iemand begraven?' vraagt haar oom aan haar. Antigone is stil. Creons' vrouw en zoon staren naar haar, beseffend wat ze gedaan heeft.
'Weet je welke straf op het begraven van een aanvaller staat,' vraagt Creon haar. Antigone knikt. Dat weet ze heel goed. Ze zal de doodstraf krijgen. Haenom smeekt en smeekt en zelfs zijn moeder probeert haar man te overreden van de straf af te zien. Maar niets kan Creon stoppen.

Hij stopt haar weg in een dodencel, met genoeg te eten voor één dag. Zo zou hij kunnen zeggen dat de laatste keer dat hij haar zag ze nog voldoende te eten heeft.

Heamon is woedend op zijn vader. Hij probeert alles te doen om de locatie van zijn vriendin te vinden, maar zijn vader wil deze niet geven. Dan probeert hij de soldaten te overreden hem te vertellen waar ze is. Gelukkig is er een van hen die hem wel wil helpen. Hij wijst hem naar de cel, maar wat hij binnen ziet is niet mooi.
Antigone heeft zichzelf opgehangen - hetzelfde had haar moeder ook gedaan, zie het vorige verhaal - en Haemon is zo verdrietig dat hij zichzelf ook zijn eigen leven ontneemt. Een broodmes, achtergelaten bij het eten van Antigone, is zijn wapen waarmee hij zich vermoord.

Ook Haemons' moeder vermoord zichzelf wanneer ze te horen krijgt dat haar zoon en toekomstig schoondochter zich van het leven beroofd hebben. Zo blijft Creon alleen over.

---

Dit is het einde van het verhaal. Sophocles stopt hier. De tragedie is compleet. De hele familie van Oedipus is vervloekt door de goden, zoals het lijkt. Alleen Ismene blijft over. Maar stel je eens in hoe zij zich zal voelen. Haar vader, moeder, beide broers en zus, haar tante en haar neef, allemaal dood...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten